JEREZ en Andalusië

Hola! Eind augustus 2012 ga ik weer naar Andalusië. Vanuit Jerez breng ik een bezoekje aan de Costa la Luz, Cadiz en de Pueblos Blancos Arcos en Vejer de La Frontera.

 

Waar liggen nog stranden die je helemaal voor jezelf hebt? Hoe vind je de tapasbar waar de locals buik en mond vol van hebben? Waar wordt de flamenco gedanst door oude rotten in het vak? Waar wordt nog fiesta gevierd alsof het leven er vanaf hangt?
Andalusië is een bijzondere streek die zich als dichtst bij Afrika gelgen stukje Europa onderscheidt van de rest van ons continent.
Iedereen kent het 'ene' Andalusië: dat van Granada, Cordoba, en Sevilla. Prachtig, daar niet van, maar zuidelijk Spanje heeft meer gezichten. We maken een busrit en wandelingen langs witte dorpen, meedogenloze stierenvechters, heerlijke tappas met glaasjes sherry en de bodega's waar het drankje gemaakt wordt, churros y chocolate, uitgestrekte stranden, prachtige kathedralen, alcazars, palacio's, castillo's en het echte Spaanse leven.

JEREZ

Als Ryanair ons om 20:15 uur afzet op de luchthaven van Jerez is er geen bus meer te bekennen en ook de laatste trein is al lang weg. De verbindingen naar het centrum laten behoorlijk te wensen over, maar gelukkig is er nog een taxi die ons voor 15 euro naar het geboekte pension in hartje stad brengt. Op naar de plaza voor sherry met tappas!

Sherryliefhebbers maken tijd vrij voor een bezoek aan Jerez, de geboortegrond van hun geliefde drankje. Het is niet duidelijk waarom de wijnsoort sherry heet. Waarschijnlijk moeten we de schuld bij de Engelsen leggen, die bij de export de naam verbasterden. Een andere verklaring is dat de naam sherry is afgeleid van Scherisch, de Moorse naam voor Jerez.
Hoe het ook zij, de zogeheten Sherry driehoek Jerez-Puerto-Sanlucar is gezegend met een kalkrijke ondergrond waarin de bijzondere druif palomino gedijt. Daar worden de hoofdvarianten sherry van gemaakt, droog, medium en zoet. In Andalusië zelf en bij mij persoonlijk is de droge variant het populairst. De fino, een lichte, frisse sherry met amandelsmaak, is een geliefde dorstlesser en scoort op feestjes vanwege zijn acceptabele alcoholpercentage van 15%.
In de Van Dale wordt sherry omschreven als witte Spaanse wijn uit Jerez de la frontera. Deze omschrijving is niet juist, sherry is geen witte wijn. De bereiding wijkt in verschillende opzichten af van de wijnproductie.
In tegenstelling tot wat Van Dale beweert wordt sherry is verschillende plaatsen in Andalusie geproduceerd, maar het centrum is de zogenaamde sherrydriehoek: Jerez-Sanlucar-Puerto de Santa Maria.
Het succes van de sherry in de rest van Europa verbaast de Spanjaarden. Buiten andalusie is de sherry in Spanje niet bijzonder populair. In het noorden is de concurrentie van de uitstekende rode en witte wijnen, met name de Rioja, te groot. Maar sherry is hard op weg een trendy drankje te worden. Een huisvrouwen imago heeft het in Andalusie in ieder geval niet.
Natuurlijk moet je een verblijf in Jerez aangrijpen om een of meer glaasjes sherry te drinken of minstens te proeven. Maar welke? Door mijn gebrek aan sherry-kennis bestel ik gewoon een glaasje droge sherry. Het wordt een fino, een droge maar zachte sherry die als aperitief word gedronken.
Olorosa is een zware, zoete donkere sherry met iets hoger alocholpercentage.
Dan heb je ook nog de manzanilla, een variant van de fino die alleen in Sanlucar de Barrameda geproduceerd word.
Sherryboeren en -winkels zijn hier te over. De meeste toeristen komen tijdens een rondreis alleen in Jerez voor een bezoekje aan de Bodega's. Gonzales Byass (Tio Pepe), Osborne en Sandeman, de man met de cape, zijn de grootste. Hier zijn de rondleidingen big business, een grote commerciële en gladde show in verschillende talen. Excursiebussen droppen dagelijks massa's toeristen voor de poorten van deze bodega's. Gonzales Byass heeft een traditioneel onderkomen centraal in de stad, direct naast de Alcazar.

De alcazar is een oude moorse vesting en een van de weinige monumenten die de Almohaden in Andalusie hebben achtergelaten. Ook de term alcazaba staat voor deze kasteelachtige sultansresidentie. De burcht stond binnen een verdedingsring van muren, wachttorens en poorten. Vaak vestigden de inwoners zich aan de voet van de alcazar.
De alcazar is omringd door een verzorgd plein met sinasappelbomen met een goed uitzicht op de kathedraal met zijn koepels en torens. De kathedraal ligt vlakbij de alcazar en is gebouwd op de fundamenten van de hoofdmoskee. Een imposant gebouw moet dat zijn geweest, de kathedraal heeft flinke afmetingen met vijf schepen. De oude minaret staat nog overeind, een robuuste vierkante toren die een beetje lijkt op de oude minaret van Sevilla en nu een vrijstande klokkentoren (campanile) heeft.
Om de hoek van de Alcazar en de kathedraal ligt het hoofdplein, de Plaza de Arenal met vele uitnodigende terrasjes. Op vele plekken in de stad staan ter decoratie sherryvaten met reclame, er hangt een penetrante wolk van gefermenteerde druiven over de straatjes.

ARCOS DE LA FRONTERA

Arcos is het petekind van Sneeuwwitje en Doornroosje: smetteloos wit en sluimerend. Het ligt bijna overdreven fotogeniek te zijn bovenop een kalksteenheuvel, temidden van verdroogde zonebloemen, graanvelden en wijngaarden. Het dorp is een van de befaamde pueblos blancos, de witte dorpen van Andalusië.
Hier moet je gewoon rondslenteren, door de geplaveide straatjes, langs de witte huisjes, onder balkonnetjes door, langs gebouwen met facades in mudejarstijl en mooie patio's.
het oudste gebouw van Arcos is het castillo, strategisch boven op de heuvel. Naast het kasteel staat de Arco de Matreta, een van de stadspoorten en onderdeel van de middeleeuwse vestingmuur.
Tegelijk in het het hart en aan de rand van het langgerekte dorp ligt het historische Plaza del Cabildo, daarbuiten gapen de diepten. Vanaf het plein is een goed uitzicht op de vlakten en dat is ook precies de reden waarom Arcos op deze plek werd gebouwd: boeven en plunderaars waren al op kilometers afstand aan zien te komen.
Al rondwandelend wordt een ding duidelijk: de inwoners van Arcos zijn trots op hun dorp. Het is goed onderhouden en dik in de kalk gezet, aan diverse muren hangen dubbele rijen goed gevulde bloempotten.

VEJER DE LA FRONTERA

Het openbaar vervoer is niet slecht geregeld in Andalusië, maar in het weekend is het even puzzelen om de juiste bus op het gewenste moment te vinden. De busregelingen wisselen nogal eens en de informatie is hier en daar wat achterhaald. Maar uiteindelijk vinden we toch de goede bus naar Vejer.
Het achterland van de Costa de la Luz is heuvelachtig en de mooiste schatten liggen te pronken op de heuveltoppen. Zo ook het dorp Vejer de la Frontera: net als in Arcos liggen de witte huizen als suikerklontjes rond de heuveltop gedrapeerd. De bus zet ons af bij de bushalte van La Barca de Vejer, aan de doorgaande weg onder het dorp, waarna we met een taxi moeiteloos de heuvel beklimmen en ons af laten zetten op het Plaza de Espana. Het gejakker van de dag en de hoofdweg in het dal hoor je hier niet in de smalle straten. Vanaf de kasteelmuren in het hart van het dorp heb je een goed uitzicht over de dorre landerijen. Hier worden veel stieren gefokt, de dieren staan in de geel-bruine verdorde wei.
Na een wandeling door het historische centrum heb ik heel wat gouden zonnestralen van de kinderkopjes geraapt en vermoeid laat ik me op een terras neervallen tussen de oogverblindende witgekalkte muurtjes.

 

CADIZ

Halverwege de middag brengt de bus ons verder langs de kust. Na de stranden, de slaperige kuststadjes en de afgelegen heuveldorpen ligt aan het einde van de Costa de la Luz Cadiz.
Deze stad ontvangt je als een grande dame, La Isla, zoals Cadiz ook wel wordt genoemd, ligt op een schiereiland, een landtong die stug de Atlantische Oceaan in prikt en aan drie zijden door water is omgeven. Over een vierbaansweg rijden we naar de historische binnenstad. Als de torenflats en industrieterreinen achter ons ligeen en de bus met het andere verkeer onder de stadswal door schuifelt, kan het feest beginnen. Het licht gaat aan en Cadiz fonkelt me tegemoet.
Cadiz, zo concludeer ik bij aankomst in deze havenstad, daar voel ik me meteen thuis. De stad is op een aangename manier verlopen met een puur Spaanse sfeer.
De ooit strakke en gepolijste facades stralen trots en grandeur uit en verraden een wild en meeslepend verleden.
De gebouwen ademen de rijkdom die de Spanjaarden vergaarden met hun ontdekkingstochten. Vanuit Cadiz vertrok Columbus voor de tweede keer naar Amerika. Jarenlang was deze haven het toevluchtsoord van de Zilvervloot, nu laat rijk Amerika zich hier door cruiseschepen afzetten op de kade voor hun shot Spaanse cultuur. Goudzoekers van een heel ander kaliber.
Het centrum van Cadiz is compact met als hoogtepunt de kathedraal en direct daarnaaast de Torre de Poniente. Over de boulevard lopen we tussen de flanerende Spanjaarden richting het castello. De kathedraaal wentelt zich in de avondzon, op dit uur van de dag is Cadiz op z'n mooist. Ik wil hier niet meer weg en kan niet stoppen met fotograferen.
Met de ligging is niets mis: aan drie kanten klotst de zee. Uit de boulevards, straten en parken spreekt levenslust en blijmoedigheid. Jawel, dat moet vroeger iets geweest zijn van comme ca en ga maar na. Maar jarenlang leven in de breedte heeft zijn tol geëist.
Het is allemaal de schuld van de zee, die de stad ooit haar rijkdommen schonk. De zilte zeelucht is funest voor het kalksteen waaruit bijna alles hier is opgetrokken.
Cadiz werd in de elfde eeuw vóór Christus door de Phoeniciërs gesticht en is daarmee wellicht de oudste stad van Europa. Het was een belangrijke havenstad ten tijde van de Romeinen, profiteerde vele eeuwen later sterk van de ontdekking van Amerka en de transatlantische goud- en zilverhandel. het grootste verleden is onder meer af te zien aan de barokke en neoklassieke Catedral Nueva, met zijn schijnaar goeden koepel (in werkelijkheid zijn het gele tegels). Het verval trouwens ook: binnen hangen netten die de bezoekers moeten beschermen tegen neervallend pleisterwerk. En getuige de stukken steen die erin liggen, hangen ze er niet voor niets.

Het mag een raadsel heten waarom half Europa 's zomers ligt te bakken aan de Costa del Sol, terwijl even verder naar het westen de al even spectaculaire stranden van de Costa de la Luz alleen insiders trekken.
Deze relatieve rust heeft de kust van het licht slechts te danken aan zijn ligging aan de Atlantische oceaan, met zijn straffere winden en koudere water.
Vrijwel alleen Spanjaarden weten de brede, dertig kilometer lange wilde zandstranden en duinen aan de rand van Nationaal Park Donanna te vinden.
De mooiste zandstranden liggen tussen Cadiz en Tarifa, het zuidelijkste puntje van de Costa de la Luz en een populaire surfplek waar je op heldere dagen de Marokkaanse kust kunt zien liggen.

 

Bij een bezoek aan Jerez hoort natuurlijk op z'n tijd een glaasje sherry. Of twee, maar voor mij in bescheiden mate. De negentiende eeuwse reisschrijver Richard Ford spreekt in zijn verhalen over taferelen waarin enthousiaste bezoekers klapwiekend de bodega's verlaten, zonder er overigens in te slagen om op te stijgen. Maar vandaag de dag hou ik het netjes.
Aangekomen op de luchthaven blijft het bij een flesje frisdrank, waarna ik ontspannen het toestel van Ryanair instap voor de terugvlucht. Nog altijd klapwieken we niet. Maar na een half uur vertraging stijgen wij uiteindelijk wel op, richting Weeze.  

Als je op ontdekking gaat,
als er niets berekend staat,
als je nieuwe dingen ziet,
als het leven je net iets meer biedt,
dan pas heb je geleefd.

                                                                                                      

                                                                                                       © 2012 - 2019 Henriëtte... is weg!

Maak jouw eigen website met JouwWeb