São Miguel

São Miguel, ook wel bekend als het "Groene Eiland," is het grootste eiland van de Azoren met 759 km², zo'n twee keer Texel, en met het grootste aantal inwoners (140.000). De meeste bewoners wonen in de hoofdstad Ponta Delgada.

In mei 2004 is dit het eerste van de negen Azoren die we met een bezoekje gaan vereren.

In 2006, 2008 en 2011 zullen nog diverse andere eilanden volgen.

Vanaf Ponta Delgada zijn er vliegverbindingen met Lissabon, Madeira, Duitsland, Noord-Amerika, sinds 2006 ook rechtstreeks met Nederland, en met de andere eilanden van de archipel.
Vanuit Lissabon brengt Sata Air Acores ons in een paar uurtjes naar Ponta Delgada waar we een auto huren om het eiland te verkennen.
Ponta Delgada is een leuk havenstadje met nieuwe en historische gebouwen, waar naar eilandbegrippen drukke bedrijvigheid heerst.
We maken een wandelingetje door de binnenstad met leuke smalle straatjes en pleintjes langs de 19e eeuwse herenhuizen en oude kerkjes. Hier zijn diverse cafe's, restaurantjes en hotelletjes, maar het is even zoeken naar een terrasje met een leuk uitzicht.
In de haven ligt een groot cruiseschip van de Holland America Line.
We vervolgen onze rit in noordelijke richting naar Capelas, een heel leuk dorpje met een schitterend vissershaventje, verborgen tussen de rotsen. Hier willen we wel een paar dagen blijven en vinden een bungalowparkje voor de komende overnachtingen.

Ons gehuurde bungalowtje in Capelas is een goed uitgangspunt om het westelijk deel van het eiland te ontdekken.

Een stuk natuur in het westen is de Sete Cidades, een tweetal meren gelegen in een krater met een omtrek van 12 km.
Vandaag voert onze tocht naar deze kratermeren; Lagoa Azul en Lagoa Verde -het blauwe en het groene meer-. Eigenlijk betreft het slechts één meer, dat met een brug wordt gescheiden. Het kleurverschil is ook niet meer zo goed te zien, het blauwe meer is door algenvorming inmiddels ook groen geworden.
Na een bochtige weg naar boven met schitterende uitzichten op de kust en de dorpjes staan we op de kam van de krater, op 500 meter hoogte.
Een indrukwekkend uitzicht.

In São Miguel zijn naast deze Sete Cidades nog twee andere kratermeren te vinden. Later in de week willen we een hotel gaan zoeken in de buurt van het plaatsje Furnas dat aan het gelijknamige meer ligt.
Nu gaan we eerst onderweg naar het centrale en hoogste deel van het eiland, waar op 600 m hoogte het meer van het vuur, in het Portugees Lagoa do Fogo gelegen is. Vanwege de hoogte is dit deel van het eiland vaak verdwenen in de bewolking, maar we doen toch een poging en hopen vandaag geluk te hebben.
We rijden door een verlaten vulkanisch landschap over een goede verharde weg die naar boven voert. Echter hoe hoger we komen, hoe slechter het weer wordt. Als we in de buurt van het kratermeer komen, rijden we inderdaad in de gevreesde dikke mist tussen de wolken, waaruit het tot overmaat van ramp ook nog begint te miezeren. Op de plek waar het meer zou moeten liggen zien we helaas alleen een lappendeken van nevel en donkere wolken en verder geen hand voor ogen. Er zit niks anders op dan doorrijden zonder ook maar iets van het meer te kunnen onderscheiden.
Als we even later in Ribeira Grande aankomen is het daar stralend weer.

In de dorpjes waar vrijwel overal het typische kerkje als middelpunt prijkt, lijkt de tijd stil te hebben gestaan. De huizen hebben vaak een religieus tegelpateau boven de voordeur en op de pleintjes zitten oude mannetjes op de bankjes de dag door te nemen. Het leven kabbelt hier rustig verder, de eilanden zijn behoorlijk vergrijsd. Jongelui trekken of naar Ponta Delgada of gaan de wijde wereld in, weg uit deze afgelegen plekken.
In de loop der tijd zijn Azorianen verdreven door de natuurrampen en armoede. Niet zoals voor de hand liggend naar het moederland Portugal of Lissabon, maar naar de Verenigde Staten en Canada. Miljoenen Azorianen wonen in deze twee landen. Van de lokals die we hebben gesproken hebben vele kortere of langere tijd in Amerika gewoond. De taal is over het algemeen dan ook geen probleem, het Amerikaanse accent is overal te horen. Na een aantal jaren keren velen weer terug naar hun geliefde eiland, wat mede door het opkomende toerisme mogelijk wordt gemaakt.
Familiebezit als wijnboerderijen die niet langer meer rendabel waren worden nu omgebouwd tot toeristenverblijf. Vissers kunnen toeristen op hun boot vervoeren voor het wasvis en dolfijnen spotten. Zo is het mogelijk om met de verdiende Amerikaanse dollars hier weer een bestaan op te bouwen.

Fenais da Luz, met het voor de Azoren zo typische kerkje.
Voor het tweede gedeelte van deze reis verhuizen we naar het oostelijke deel van het eiland. We gaan slapen in hotel Terra Nostra in Furnas, een plaatsje gelegen in de ruige vulkaanhoek. Hier bevinden zich de warmwaterbronnen. Ons hotel ligt op een prachtig landgoed met een exotische beplanting, lanen omzoomd met palmen en boomvarens en waterpartijen. Met de bemoste paden heeft het park een sprookjesachtige uitstraling.
In het park ligt een thermisch bad met zwavelhoudend, warm water. Het schijnt goed te zijn voor de huid en gezondheid en dat wil ik wel eens uitproberen, ondanks het ondoorzichtige geel/bruine water en de zwavelgeur die er hangt. Wat onwennig dobber ik in dit onfris uitziende water rond en als ik weer op het droge ben heb ik zelfs na een uitgebreide douche nog een tijdje het gevoel dat de geur van rotte eieren om me heen blijft hangen. Maar na deze duik zie ik er ongetwijfeld jaren jonger uit met een zacht babyhuidje.

In het dal van Furnas overheerst de doordringende zwavelgeur, de warmwaterbronnen en modderpoelen borrelen en pruttelen onrustig om ons heen. Deze veroorzaken een broeierige damplucht en een mysterieuze vulkanische mist over het dorp. Hier is de vulkanische binnenkant van moeder aarde niet ver weg, onder onze voeten ligt merkbaar een kolkende zee van vloeibaar kokend magna.
Op zes locaties verspreid over het eiland wordt met meetapparatuur de aardactiviteit in de gaten gehouden. Het schijnt dat de aarde vijf keer per dag trilt op São Miguel.
We hebben er niks van gemerkt en er niet minder goed om geslapen. Ondanks al deze vulkanische activiteit is de laatste eruptie honderden jaren geleden. In 1630 kwamen 191 bewoners in deze regio om het leven, de as werd tot aan de buureilanden weggeslingerd en het vuur was zo intens dat de bewoners van de andere eilanden vreesden dat heel São Miguel in brand stond en er geen overlevenden meer op het eiland te vinden waren.

Ook in het kratermeer borrelt de bodem, stoom en damp slaat van de oevers. Weer die alles overheersende rotte eieren lucht. Je ziet de kokend hete lucht ontsnappen en even verderop staan mannen met ijzeren haken in de grond te peuteren. We zien nog net een grote ketel de grond ingaan, waarna een soort van grote molshoop overblijft. De warme bronnen worden gebruikt door de plaatselijke restaurants als een soort van gaarkeuken. Hier wordt in bodemgaten, die tegenwoordig voor dit doel verhard zijn, de locale specialiteit, een stoofschotel van vlees en groente, cozido das Furnas, -vrij vertaald kraterpot- klaargemaakt. De ketel met kip, rundvlees, bloedworst, zoete aardappels en kool gaat voor zo'n zeven uur de vulkanische grond in om zo gaar te stoven. De zwavellucht en het langzame gaarstoven zouden het gerecht zijn specifieke smaak en structuur geven.

Iedereen mag de natuurlijke kookgaten gebruiken. Op vrije dagen in de zomer is het een gewilde picknickplaats bij de plaatselijke bevolking.

's Avonds in een van de restaurantjes in Furnas wil ik, zoals overal waar ik kom, natuurlijk ook hier het lokale eten proeven. Maar deze culinaire schat van de Azoren, waarbij ik nog steeds een zwavelachtige geur bespeur, is eerlijk gezegd niet helemaal naar mijn smaak.

Enkele Chinezen hebben de Azoriaanse bevolking rond 1880 geleerd hoe ze thee moesten verbouwen en verwerken. Sinds die tijd staat hier de kleine theefabriek van Gorreana en worden in de omgeving nog steeds theeplanten geoogst. Een botanisch unicum, als enige in Europa.
We worden hier gastvrij ontvangen en krijgen een rondleiding over de plantage en de fabriek. Die lijkt meer op een museum dan op een hedendaagse werkplaats, de machines en gereedschappen stammen nog steeds uit de begintijd. Er is een klein theehuisje waar we de verschillende theesoorten, Orange Pekoe,Broken Leaf en Pekoe en de groene thee, cha verde Hysson, die hier geoogst worden kunnen proeven. Natuurlijk blijven we even voor een kopje thee en een glas ijsthee en nemen we een paar pakjes mee voor thuis.  
Wat zwaarder om mee te nemen zijn de ananassen die in kassen verbouwd worden.
Onderweg naar Ponta Delgada komen we door het plaatsje Faja de Baixo en zien we toevallig de plantage liggen die geopend is voor bezichtiging. Leuk de groeifasen van de ananas te bekijken, van kleinste plantje tot de volwassen vrucht staan ze bij elkaar. Ze worden hier onrijp verkocht aan de toeristen, aangezien ze thuis goed narijpen en verspreiden dagenlang een heerlijke geur. De Ananassen zijn in elke graad van rijpheid overal op de Azoren te koop op markten en in de supermarkten. In het winkeltje worden ook likeuren en andere sapjes verkocht. De huislikeur wordt hier zonder toevoegingen, suiker en kleurstof gemaakt en mogen we proeven. Het smaakt prima en zo'n flesje is handiger om mee naar huis te nemen dan een hele ananas.
Hier zien we voor het eerst het toeristische aspect van het eiland, er komen net een paar grote toeristenbussen aangereden en het winkeltje en de kas stroomt meteen vol. We laten de ananassen voor wat ze zijn en maken snel dat we wegkomen naar een wat rustiger plekje.