CHORA       Tinos stad

 

Net als Andros ligt het buureiland Tinos in de Egeïsche zee en behoort tot de eilandengroep Cycladen. Tijdens ons verblijf op Andros maken we een zondag-uitstapje voor een dagje Tinos.

Vanuit Andros is het 2 uur varen naar Tinos, het nabijgelegen Mykonos ligt hier weer een half uurtje varen vandaan. Helaas moeten wij ons deze zondag beperken tot Tinos stad.

De kapitein moet eerst laten zien dat hij in staat is zijn schip te keren in een haven die nauwelijks groter is dan een ferry en dan worden we verwelkomt door een haag van hotelhouders en kamerverhuurders. Achter een metalen hek staat al een menigte mensen klaar om aan boord te gaan voor hun boottochtje naar Mykonos.

 

Tinos is een eiland dat nog niet zo bekend is onder de niet-Griekse toerist. Voor de Grieken is het wel een populaire bestemming om religieuze redenen; op de top van de heuvel van Chóra prijkt de Agía Panagía-kerk. Deze kerk van de heilige moeder Maria heeft een grote religieuze waarde, ieder jaar komen hier duizenden gelovigen op bedevaart om de genezende krachten van de icoon van de maagd Maria te ontvangen. Hiermee is het is één van de populairste pelgrimsoorden van Griekenland.

Het is een bekend bedevaartsoord voor de katholieke Grieken, maar wordt ook bezocht de aanhangers van het Grieks-orthodoxe geloof. De legende verhaalt dat de icoon van de Heilige Maagd Maria van deze kerk wonderen heeft verricht. Op het eiland wonen behalve Grieks-Orthodoxen veel Grieks-katholieken, ongeveer 35% van de inwoners van het eiland is katholiek.

Zodra ze van boord zijn gaan sommige vrouwen op bedevaart op handen en knieën via de hoofdweg naar de basiliek, te midden van handelaren in kaarsen. Aan de levendige drukte die op zondag in het dorp heerst, merk je dat Tinos een hoofdplaats is voor de verering van Maria, een soort orthodox Lourdes en geen eiland is als de andere. 

Het is vandaag gezellig druk in het hoofdstadje met veel winkeltjes waar religieuze souveniers als iconen, meters hoge kaarsen en flesjes voor het heilige wijwater aangeschaft kunnen worden.

Gelovige Grieken, met name vrouwen, gaan via een speciaal hiervoor aangelegd pad langs de weg de heuvel op om het laatste stuk over een mozaïek van kiezels te gaan. En dat allemaal op hun knieën. Het verhaal gaat dat ooit een vrouw deze tocht deed om genezing te vragen voor een ziek familielid en haar gebed door deze boetedoening werd verhoord. Vandaar dat vandaag de dag vele vrouwen deze tocht afleggen voor een ziek familielid of bekende.

 

 

 

De hoofdstad en haven Tínos of Chóra is een vrij aangenaam stadje. Het wordt beheerst door het grote gebouw van de Panagía Evangelístria-kerk, waar de 1 km-lange Megalocharis-laan naar toe leidt. Opzij loopt een strook tapijt waar de pelgrims op hun knieën de tocht naar de kerk ondernemen. De bedevaart naar dit belangrijke heiligdom in Griekenland kent een hoogtepunt op 15 augustus.

 

Het interieur van de kerk valt op door de grote hoeveelheid voorwerpen die overal geplaatst zijn door de gelovigen bij heiligenbeelden en het altaar. Vaak zijn dit zilveren scheepjes, als dank voor een goed verlopen vaart.

Het is een gebruikelijk onderdeel van de geloofsbeleidenis om de heiligen te eren door het brengen van offers. Deze offers kunnen schenkingen zijn als geld of goederen, maar ook sieraden of beloftes en net als hier hebben gelovigen over de hele wereld zich deze gewoonte eigen gemaakt. Hiermee wordt de waardering uitgedrukt en is tevens een verering van de heilige als dank voor het verhoren van gebeden.

Dagelijks wordt de kerk bezocht door gelovigen die hun támata brengen. Een van de támata die zij doen is de belofte om op hun knieen naar de kerk te komen. De tocht van kruipende, met name, vrouwen is een indrukwekkend tafereel. In de kerk zelf is de directe omgeving van de icoon van de Heilige Maagd Maria bezaaid met duizenden gouden en zilveren támata. Ook laten veel Grieken hun kind dopen in de Panagia Evangelistra-kerk, uit dank dat het gelukt is om zwanger te raken.

 

Het is een goede keuze om Tinos stad op zondag  een bezoekje te brengen. Er heerst hier een gezellige en levendige sfeer van Griekse aard, de kerkgangers zoeken na de mis hun vertier op de terrasjes en in de tavernes.

De nieuwe haven ligt wat opzij van het centrum en biedt niets bijzonders, de oude havenpromenade is gezellig en, zoals zo dikwijls, geflankeerd door restaurants, winkeltjes en bars.

 

Met 750 kerken en kapellen is Tinos een droomeiland voor liefhebbers van religieuze architectuur. Deze overdaad is enerzijds te danken aan de kracht van de religieuze gevoelens van de vele bedevaartgangers op het eiland, maar ook aan de rivailiteit tussen de twee christelijke religies. Daarbij komt ook nog de oude Griekse traditie dat de heiligen worden vereerd door hun namen van generatie op generatie door te geven. En door noodzaak; in een land zonder kadaster wordt het eigendom van een stuk grond of gebouw gegarandeerd door er een privekapel te bouwen. Zo is een volkskunst ontstaan van Venetiaanse en Byzantijnse invloeden. De klokkentorens van de katholieke en byzantijnse kerken zijn van elkaar te onderscheiden doordat ze op hun toren een azuurblauwe piramide of een stenen kroon hebben.

 

Veel schilders of beeldhouwers zijn hier op het eiland geboren of hebben hier gewoond dankzij de aanwezigheid van marmer op het eiland. Het gehamer in de bergen getuigt van de activiteiten in de mijn.

Tínos neemt niet alleen een belangrijke plaats in de ontwikkeling van de beeldhouwkunst, maar ook als marmerleverancier. Na 1821 was Tinos de belangrijkste marmerleverancier voor de heropbouw van het vrije Griekenland. Het unieke groene en witte marmer van Tínos was in de oudheid vaak een eerste keus voor bouwwerken als de Acropolis is Athene en werd sinds die tijd ook al geëxporteerd. Vooral tijdens de Romeinse en de vroegchristelijke periode kende het eiland hoogtijdagen. Tegenwoordig is op Tínos nog steeds de belangrijkste, in gebruik zijnde marmermijn van Griekenland. 

In het begin van de 18e eeuw vond er een grote ontwikkeling plaats in de bewerking van marmer op Tínos. De concurrentie tussen de beeldhouwkunstenaars bracht de ontwikkeling van een nieuwe stijl om zich van elkaar te onderscheiden. Hun kunsten in het aanbrengen van versieringen en graveringen werd meer gedetailleerd en verfijnd. Dit bleef door omliggende landen niet onopgemerkt en al snel overschreed de roem zich uit over heel Europa; Smýrni (Izmir), Konstantinópoulos (Istanbul), de Balkan, Rusland en Egypte. Bekende gebouwen waar het marmer van Tínos is toegepast zijn Buckingham Palace in Londen en het Louvre-museum in Parijs.

 

Tinos is ook het eiland van de duiventorens. Eerst heel eenvoudige duivenhokken, maar later door de kunstenaars tot ware meesterwerken verheven. Ze zijn vooral te vinden op de terrasvormige velden in het achterland. Ze staan beschut tegen de wind op de hellingen van heuvels of diep in de ravijnen, maar meestal in de buurt van bebouwd land. De duiventillen zijn rijk versiert met geometrische patronen, in reliëf aangebracht met lokale leistenen. Veelvoorkomende motieven zijn ruitvormen, sterren en cipressen die fraai uitkomen tegen de achtergrond van wit gekalkte muren.

 In de torens zijn gaten verstopt, waar de duiven door naar binnen kunnen vliegen en veilig zijn voor hun natuurlijke vijanden. Duiven zijn gemakkelijk te houden, zijn goed vet te mesten, planten snel voort en hun vlees is lekker.

 

Het landschap van Tinos wordt beheerst door de vele duiventillen, Περιστερώνες (peristerónes) is het Griekse woord voor duiventillen

Op het naastgelegen eiland Andros, zijn tevens duiventillen te zien in het landschap, echter niet in zulke grote getale als op Tinos. Hoeveel er van deze duiventillen op het eiland staan is niet precies te zeggen maar men denkt dat het er meer dan 600 zijn. Ze zijn nauw verbonden met het eiland en worden als handelsmerk beschouwd. Om duiven aan te trekken, is het belangrijk om de duiventil op een specifieke plaats te bouwen. Ze staan verspreid over het hele eiland, in landelijke gebieden in de buurt van akkers en waterbronnen, op oevers en in ravijnen, maar nooit op een berg zelf. Dit helpt de duiven bij het vliegen, maar ook om hun weg terug te vinden. Voor de duiven is de aanwezigheid van water in de buurt strikt noodzakelijk om te kunnen overleven. Naast de functionele aard, was het tevens een verfraaiing van het huis, maar gaf het de eigenaar ook een hogere sociale status.

 

De duif stond binnen het geloof symbool voor de Heilige Geest. De Grieken hebben ze verbonden met vrede, liefde en tederheid en er zijn talloze lofzangen over duiven geschreven. Duiven komen ook vaak voor in borduurwerk, schilderijen en graveringen.

 

Op Tinos staan zowel gerestaureerde duiventillen, als duiventillen die nog in oude staat verkeren. De een nog fraaier gedecoreerd dan de ander. Vooral in de omgeving van het dorp Tarabádos zijn de oudste en meest karakteristieke duiventillen te vinden.

Bij het bouwen van de duiventillen liet men zich inspireren door onder andere de torens van herenhuizen en paleizen. Het zijn vierkante torens, veelal met een hoogte van ongeveer vijf tot zes meter.

Op de platte daken van de duiventillen staan hoektorentjes, niet alleen voor de sier maar ook als herkenningspunt, zodat de duiven hun ‘woning’ weer kunnen terugvinden. Het onderste deel is opslagruimte voor landbouwgereedschap en in het bovenste deel leven de vogels. Hoewel veel duiventillen ongeveer dezelfde structuur hebben, kent elke buitenkant een eigen versiering. Als materiaal werden dunne stukjes leisteen gebruikt en ondanks dat ze allemaal versierd zijn met geometrische vormen zoals driehoeken, vierkanten, cirkels, ruiten en afbeeldingen van de zon en cipressen, zullen twee identieke duiventillen zelden aangetroffen worden. De keuze voor de driehoekige vormen is niet alleen uit schoonheid gekozen, echter is ook de meest praktische toepassing voor het gebruik van de leisteen stukken. Om de structuur van de mooie en talrijke motieven nog beter tot hun recht te laten komen, wordt de duiventil traditioneel wit gekalkt. Het gebouw heeft slechts een kleine houten deur die wordt gebruikt door de eigenaar, maar ook voor bescherming tegen roofdieren, zoals roofvogels, slangen en kleine knaagdieren. 

De meerderheid van de duiventillen werden gebouwd tijdens de 18e en 19e eeuw. Het lijkt erop dat de Venetianen de duivenfokkerij introduceerden, tijdens hun overheersing was het bezitten van duiventillen een privilege van de Venetiaanse veroveraars. Na de overheersing hebben de inwoners van Tinos de traditie van het bouwen van duiventillen voortgezet en maakten ze de duiventillen steeds meer naar hun ‘eigen’ ontwerp. Het fokken van duiven was zo omvangrijk dat de duiven werden geëxporteerd naar andere delen van Griekenland, maar ook naar het buitenland, zoals Izmir en Istanbul. Men was gek op duivenvlees, vooral wanneer het vlees was geconserveerd in azijn. Duivenvlees is vandaag de dag nog steeds een specialiteit op Tinos. De duiven werden niet alleen gefokt vanwege hun vlees, maar ook vanwege hun uitwerpselen die als een natuurlijke meststof werd gebruikt.

Later deed een ieder zijn best om een mooie, originele duiventil te bouwen. Vanwege het hoge prijskaartje was dit echter alleen weggelegd voor de rijkere mensen. Mede dank zij vrijwillige bijdragen van de vereniging ‘Vrienden van het groen‘ zijn er inmiddels 140 duiventillen gerestaureerd.

 

 

 

Zoals zijn mooie buur Andros is Tínos meer het (vakantie)domein van de Grieken zelf en niet zozeer een drukke, internationale massa bestemming.

Sedert de ontdekking  van een miraculeuze, geneeskrachtige Maria-Icoon in 1833 door de non Panagia, is op de vindplaats de Agia Panagia kerk gebouwd en is Tínos uitgegroeid tot dé religieuze bedevaartsplaats van de Grieken. 

Vooral op de feestdag van Onze Lieve Vrouw op 15 augustus wordt het eiland overspoeld door duizenden gelovigen.

Nochtans heeft Tínos ook aan de gewone toeristen veel te bieden: een prachtig en vrij groen binnenland met de vele tientallen dorpjes, de vele kapelletjes, de kunstig bewerkte duiventorens, mooie stranden en ook schitterende wandelpaden.

We concluderen dat we zijn bezweken voor de charme van de bevolking, voor de kleine steegjes met de uitstekende tavernes, maar ook voor de religieuze sfeer. Maar jammer genoeg moeten wij ons vanwege tijdgebrek toch beperken tot Tinos stad. Het binnenland zal in feite nog interessanter zijn dan de hoofdplaats die toch drijft op het (bedevaarts)toerisme.

Wellicht komt de rest van het eiland ooit nog eens aan de beurt in combinatie met het nabijgelegen Mykonos.

Tínos ligt op de drukke scheepvaartroute naar Mýkonos: het  is heel makkelijk te bereiken vanuit de haven van Rafína (er is een goede, directe busverbinding met de airport van Athene en de haven ) na ongeveer 2 uur varen legt men aan in Gávrio op Andros, na 4 uur komt men op Tínos aan. Mykonos is dan nog een half uurtje verder.

Zo wordt ook weer met dit reisje het verlanglijstje alsmaar langer......